De lifster

in ‘t begin was jij Katja, voor mij nog slechts een gedachte
vaag idee, een ruwe schets, je mond een streep en je ogen dood
in mijn geest lag je nog van niets wetend op mij te wachten
je gezicht zo wit als het papier dat me slechts leegte bood

maar al snel begon ik zelfs naar jouw vage schim te smachten
ik mengde kleuren, ik vulde je in, maakte je lippen rood
je werde een ideaal, ik gaf je al wat ik van een vrouw verwachtte
je kwam tot leven, Katja, zo mooi, je ogen zeeen groot

[refrein]

je was een droom, een mooie droom
een drool vol leven, een droom van liefde, maar toch een droom
je ging leven voor mijn ogen, je keek me aan
maar zonder liefde, liefde die niet kon bestaan
want je was een droom, hoewel nabij, o zo dicht bij mij bleef je toch een droom
je ging leven in mijn ogen, alleen voor mij
maar je was slechts fantasie, een zangersmelodie
‘k ben nu wakker, wrijf mijn ogen en weg ben jij
wat je achterlaat, Katja, bij mij is een diep verlangen

nooit zal ik van jouw levensloop, Katja, het einde weten
een vervolgverhaal was je in mijn hoofd, een verhaaltje bleef je
liftte mee in mijn gedachten, ik heb het je nooit verweten
bijna gek werd ik van de vraag: ben je bedacht of leef je?
dus om mijzelf te redden restte me nog maar een besluit
ik deed mijn ogen wijd open en blies het verhaaltje uit

[refrein]

wat je achterlaat, Katja, bij mij is een diep verlangen